ZOEKEN

MEER GEOLOGISCHE LOCATIES

Bekijk alle geologische locaties in het overzichtNaar overzicht»

DWARSDOORSNEDEN

In Google Maps

Maak een doorsnede»

FOSSIELVONDSTEN

Fossielen op de kaart van Nederland

Bekijk de kaart»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Sneeuwsmeltwaterdal Plantage Willem III

In het zuidoosten van de provincie Utrecht langs de Nederrijn ligt Plantage Willem III. Dit is een grote open ruimte, ook bekendstaand als de Remmerdense heide, bij Elst. De vlakte loopt in noordelijke richting op en wordt aan de noordzijde begrensd door dichte bebossing.

De open vlakte is een smeltwatervlakte uit de voorlaatste ijstijd, het Saalien. In de laatste ijstijd, Weichselien, zijn de meeste golvingen die je nu in het landschap ziet gemaakt door het smeltwater. Op deze open ruimte komen nog restanten voor van bomenrijen. Samen met een gerestaureerde tabakschuur vormen ze stille getuigen van de voormalige tabaksplantage.

In 1853 is in dit gebied tabaksplantage Willem III gesticht. Het lichtglooiende, op het zuiden georiënteerde terrein bood in die tijd mogelijkheden voor lucratieve tabaksteelt. Op diverse plaatsen op de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug treffen we nog karakteristieke schuren aan, waarin de tabaksbladeren gedroogd werden. Rond 1900 is de tabaksteelt sterk afgenomen. In 1995 is plantage aangekocht door Stichting Het Utrechts Landschap. De natuur mag hier, geholpen door grote grazers zoals galloways en konikpaarden, zijn gang weer gaan.

Bij smelten van landijs worden aan beide zijden van de stuwwal ijssmeltwaterafzettingen gevormd. Aan de zuidwestzijde van de stuwwal zijn voor de dalmondingen puinkegels neergelegd, bestaande uit materiaal wat door het smeltwater wordt meegenomen. Deze puinkegels vormden uiteindelijk een brede golvende vlakte van smeltwaterafzettingen, ook wel sandr genoemd.

 

In de laatste ijstijd, het Weichselien, bereikte het nieuwe uitbreidende ijs ons land niet meer. Wel heerste er in die tijd langdurig een toendraklimaat. De bovengrond was grotendeels bevroren en de begroeiing was schaars. Omdat de grond bevroren was konden smeltwater en regenwater niet in de zandige grond wegzakken. Het water liep bovengronds langs de terreinhelling naar beneden en sleep daarbij dalen uit. Dit verschijnsel komen we veel tegen op de Utrechtse Heuvelrug, maar door de dichte begroeiing zijn de dalen moeilijk te vinden en de hoogteverschillen soms lastig te zien.

 

- Wim Hoogendoorn (eerder gepubliceerd in Grondboor & Hamer)

 

 

Auteurs

  • Wim Hoogendoorn

Meer geologische locaties