ZOEKEN

MEER ZOOGDIER BESCHRIJVINGEN

Bekijk alle zoogdier beschrijvingen in het overzichtNaar overzicht»

DWARSDOORSNEDEN

In Google Maps

Maak een doorsnede»

FOSSIELVONDSTEN

Fossielen op de kaart van Nederland

Bekijk de kaart»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Reuzenbever

Trogontherium cuvieri

Taxonomie

Klasse
Mammalia (zoogdieren)
Orde
Rodentia (knaagdieren)
Familie
Castoridae (bevers)
Geslacht
Trogontherium
Soort
Trogontherium cuvieri

Karakterisering

De reuzenbever was lang niet zo groot als zijn naam doet vermoeden. Feitelijk had hij het formaat van de (recente) Europese bever, die overigens ook in het Pleistoceen samen met de reuzenbever voorkwam. De reuzenbever leefde, net zoals de huidige Europese bever, in een natte omgeving, voornamelijk in en om stilstaand of langzaam stromend water. Hij voelde zich thuis in de wat meer gematigde streken, zolang het maar bosrijk was en de oevers niet te dicht begroeid waren. De grote knaagtanden werden niet gebruikt om bomen om te knagen, zoals de moderne bever dat doet, maar meer om bijvoorbeeld de bast van de bomen te kunnen pellen en zachte delen van planten mee te eten. Een ander opmerkelijk verschil met de Europese bever is dat de reuzenbever een ronde staart had in plaats van een platte.

Uiterlijk

Mannetjes en vrouwtjes waren ongeveer even groot, maar beiden waren in het algemeen slanker en langer dan de moderne bever. De reuzenbever stond ook iets anders op zijn poten; de voet was iets groter dan die van de moderne bever, de hand juist kleiner. Van alle nog levende diersoorten lijkt het uiterlijk en het gedrag van de beverrat (Myocastor coypus; oorspronkelijk uit Zuid-Amerika) nog het meeste op dat van de reuzenbever. De naam reuzenbever is niet erg toepasselijk, omdat deze soort niet veel groter werd dan de moderne bever. De naam reuzenbever past veel meer bij de eveneens uitgestorven bever Castoroides uit Noord-Amerika, die wel zo groot als een zwarte beer kon worden.

Leefwijze

De reuzenbever was een echte vegetariër. Hij at niet alleen waterplanten maar pelde ook boombast af en groef knollen op uit de grond. In tegenstelling tot de Europese bever, bouwde de reuzenbever geen dammen en knaagde hij ook geen bomen om. Dit was ook niet nodig, omdat hij voornamelijk in en rond langzaam stromend en stilstaand water voorkwam. Vroeger dacht men dat hij voornamelijk in het water verbleef, omdat fossielen juist in afzettingen van rivieren en meren gevonden zijn, maar tegenwoordig denkt men dat hij zowel in het water als op het land naar voedsel zocht. De reuzenbever leefde samen met andere uitgestorven diersoorten als mastodonten, paarden, neushoornachtigen, bizonachtigen en elandachtigen.

Geografische verspreiding

De reuzenbever kwam in een zeer groot gebied hoofdzakelijk in het noorden van het noordelijke halfrond voor. De eerste fossielen zijn in 1809 gevonden in Rusland. Later doken er ook fossielen op in Engeland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, België, Hongarije, Tsjechië, Oekraïne, Kazachstan en China. In Tegelen in Midden-Limburg zijn fossielen van de reuzenbever talrijk en dit is dan ook een van de belangrijkste vindplaatsen van deze diersoort ter wereld. De klei is plaatselijk zo dicht bezaaid met beverresten dat hij ook wel als trogontheriumklei bekend staat. Rond de Middellandse Zee zijn nog geen fossielen van de reuzenbever gevonden.

Voorkomen in de tijd

Vertegenwoordigers van de beverfamilie verschenen voor het eerst in het Oligoceen, ongeveer 33 miljoen jaar geleden. Het geslacht Trogontherium verscheen 8-10 miljoen jaar geleden, in het Mioceen, en stierf 200.000 jaar geleden uit, tegen het einde van het Midden-Pleistoceen. Het is onduidelijk waarom de reuzenbever is uitgestorven. Hij heeft in ieder geval niet de competitie om leefgebied met de huidige Europese bever verloren omdat deze twee soorten maar gedeeltelijk overlappende leefgebieden hadden.

Evolutie

Wetenschappers zijn het vandaag de dag nog niet eens of de reuzenbever in de loop van de tijd evolutionaire veranderingen heeft ondergaan. Zo denken sommigen dat de snijtanden een grotere diameter hebben gekregen en dat de kiezen breder zijn geworden. Anderen denken dat deze verandering normale variatie binnen een soort betreft en dat de reuzenbever nooit enige evolutionaire veranderingen heeft ondergaan. De familie Castoridae, waar de reuzenbever toe behoorde, heeft vandaag de dag nog twee vertegenwoordigers over in de vorm van de Europese en de Noord-Amerikaanse bever.

Vindplaatsen in Nederland

Vondsten van de reuzenbever in Nederland zijn, buiten Tegelen, relatief zeldzaam. De meeste botten zijn gevonden in de kleigroeven in Tegelen. Arbeiders daar werkten met een schop, waardoor jammer genoeg veel van de fossielen tijdens de graafwerkzaamheden kapot zijn gegaan. Zodra ze wat vonden, legden ze het apart. Op die manier is veel materiaal verzameld door de paleontoloog Eugene Dubois, de ontdekker van de Java-mens. Die betaalde, net als andere opkopers van fossielen, een premie aan de arbeiders voor de mooiste fossielen die daar gevonden werden. Dit materiaal ligt nu in het Teylers Museum in Haarlem, het Natuurhistorisch Museum in Maastricht en in Naturalis in Leiden. Verder zijn ook fossielen van de reuzenbever gevonden bij Neede, Cadzand en op het strand van de Maasvlakte. Ook is er een onderbeen opgevist uit de Oosterschelde. Dat fossiel is zeker afkomstig van een Trogontherium, maar wetenschappers zijn het nog eens over de soort.

 

- Michiel Cozijnsen, Naturalis

Meer informatie

»

Mayhew, D. F., 1978. Reinterpretation of the extinct beaver Trogontherium. - Philosophical transaction of the royal society of London B 281(983): 407-438.

»

Mol, D., J. de Vos & L. van den Hoek Ostende. Zoogdieren van Nederland gedurende de IJstijd (in prep.).

»

Kurtén, B., 1968. Pleistocene mammals of Europe. - Weidenfeld and Nicolson, London. 317p.

»

Schreuder, A., 1928. Bijdrage tot de Kennis van Conodontes en Trogontherium. - Dissertatie (Amsterdam).

»

Schreuder, A., 1929. Conodontes (Trogontherium) and castor from the Teglian clay compared with the castoridae from other localities. - Archives du Musée Teyler III(6): 99-318.

Auteurs

  • Michiel Cozijnsen

Meer zoogdier beschrijvingen