ZOEKEN

MEER ZOOGDIER BESCHRIJVINGEN

Bekijk alle zoogdier beschrijvingen in het overzichtNaar overzicht»

DWARSDOORSNEDEN

In Google Maps

Maak een doorsnede»

FOSSIELVONDSTEN

Fossielen op de kaart van Nederland

Bekijk de kaart»
Geologie van Nederland
is een initiatief van

Wild paard

Equus ferus

Taxonomie

Klasse
Mammalia (Zoogdieren)
Orde
Perissodactyla (Onevenhoevigen)
Familie
Equidae (Paardachtigen)
Geslacht
Equus
Soort
Equus ferus

Karakterisering

Fossielvondsten en grotschilderingen tonen aan dat er lange tijd wilde paarden in Europa hebben geleefd. De prehistorische mens heeft levensechte tekeningen van wilde paarden gemaakt in grotten in Zuid-Frankrijk bij Lascaux en Chauvet en in Noord-Spanje bij Altamira. Deze schilderingen zijn ± 17.000 tot ± 39.000 jaar oud.

 

Het wilde paard kwam voor tijdens het Pleistoceen en leeft voort tot op de dag van vandaag. Het wilde paard was goed aangepast aan het leven op de steppen van Europa en Azië, maar leefde ook in open bossen. Het waren snelle lopers met een enorm uithoudingsvermogen. Ze waren door hun dikke vacht goed bestand tegen moeilijke weersomstandigheden en omdat ze in de kudde beschutting konden vinden.

 

Het wilde paard was door zijn tanden en spijsvertering gespecialiseerd in het eten van gras. Dat maakte het dier afhankelijk van de beschikbaarheid van deze voedselbron. Dit was geen probleem, omdat gras gedurende het hele Pleistoceen aanwezig was, ongeacht of het een warme periode was of juist een ijstijd.

 

Er zijn waarschijnlijk meerdere ondersoorten van het wilde paard geweest, waarvan er twee algemeen worden erkend. Eén hiervan is het Europese wilde paard (E. f. ferus), ook wel tarpan, steppetarpan of bostarpan genoemd. De naam tarpan is afgeleid van het Turkmeense woord voor 'wild paard'. Deze ondersoort is uitgestorven, hoewel men pogingen heeft gedaan om hem terug te fokken. De andere ondersoort is het Aziatische wilde paard (E. f. przewalskii), beter bekend als Przewalskipaard, Mongools wild paard of taki. Taki is afgeleid van de Mongoolse naam voor de soort: takh. Deze ondersoort is ernstig bedreigd. Waarschijnlijk hebben deze ondersoorten een eigen leefgebied gehad, maar de gebieden waren niet vastomlijnd en konden overlappen. Dit blijkt ook uit de grotschilderingen: de daar afgebeelde paarden verschillen in grootte en kleur, wat aangeeft dat er meerdere vormen door elkaar voorkwamen. De tarpan leefde vermoedelijk ook op Nederlands grondgebied. Voor het Przewalskipaard is dit minder waarschijnlijk, maar toch schijnen sommige schilderingen aan te duiden dat het Przewalskipaard ook in West-Europa heeft geleefd.

Uiterlijk

De tarpan was een klein maar stevig gebouwd paard. Het had een korte kop met een breed en plat voorhoofd en kleine puntige oren. Hij was muisgrijs of asgrauw met een brede zwarte aalstreep over de rug, van de nek tot de staart. De onderbenen waren zwart gekleurd met zwakke strepen op de schenen. De donkere manen waren kort en stonden recht overeind, wat karakteristiek is voor wilde paarden. De staart was kort en geheel donker. In de herfst kreeg de tarpan een lange en dichte, bijna witte vacht. De kop, onderste deel van de poten, manen en staart bleven echter donker. Zo was de tarpan goed gecamoufleerd in het winterlandschap. Veulens hadden een roodbruin waas over hun vacht.

 

Het Przewalskipaard is iets groter dan de tarpan, maar het is ook een stevig paard met korte poten en relatief grote kop. Hij weegt gemiddeld 350 kg. Hengsten en merries zijn nagenoeg even groot. De vachtkleur verloopt van donker roodbruin rond de manen naar vaalbeige op de flanken en gelig-wit op de buik. Over de rug loopt een donkere aalstreep en over de schouders een dwarse streep, zoals bij een zebra. Karakteristiek is de lichtgekleurde zone rond de bek. De korte manen staan rechtop en zijn donker gekleurd, net als de staart en de onderbenen, die vaak zwakke strepen vertonen. De wintervacht is lang en dicht en lichter van kleur dan de zomervacht.

 

Een ander opmerkelijk feit aan het Przewalskipaard is dat het 66 chromosomen bezit. De gedomesticeerde paarden die je tegenwoordig in de wei ziet staan (en de tarpan, voorouder van het gedomesticeerde paard), hebben er 64. Grappig genoeg zijn kruisingen tussen Przewalskipaard en een gedomesticeerd paard wel mogelijk en leiden tot vruchtbare nakomelingen met 65 chromosomen. De karakteristieke rechtopstaande manen gaan dan wel verloren.

Leefwijze

Wilde paarden leven over het algemeen in kuddes onder leiding van een volwassen hengst, al komt het ook wel voor dat een aantal jonge hengsten in de buurt van de kudde blijft en bescherming biedt als dat nodig is. Bij de tarpan was dat niet anders. Kuddes waren klein en bestonden uit merries met hun nakomelingen en één volwassen hengst. Mogelijk waren er ook enkele onvolwassen hengsten in de kudde. De volwassen hengst beschermde de kudde en verkende het gebied waar de kudde doorheen trok op weg naar nieuwe weideplaatsen. Als de kudde werd aangevallen door wolven ging de volwassen hengst het gevecht aan, terwijl de jonge hengsten bij de kudde bleven om bescherming te bieden. Bijna volwassen hengsten werden door de leider verjaagd en leidden een solitair bestaan totdat ze zelf een merrie konden veroveren. Als een leider stierf, vochten de andere hengsten om zijn plaats in te nemen.

 

Het sociale gedrag van de Przewalskipaarden komt veelal overeen met wat we weten van de tarpan, maar van het Przewalskipaard weten we nog veel meer, omdat we deze soort langer hebben kunnen bestuderen. Veel van deze gedragskenmerken zullen daarom ook voor de tarpan hebben gegolden.

 

Elke kudde heeft een gebied waarbinnen hij rondtrekt. Gemiddeld legt een kudde 5-10 km per dag af. Er wordt veel tijd besteed aan grazen, drinken, likken van zoutstenen en rusten. 's Nachts komt de kudde dicht bij elkaar en slaapt ongeveer vier uur. De gebieden waarin verschillende kuddes rondtrekken, kunnen elkaar overlappen omdat de hengsten de bescherming van hun territorium minder belangrijk vinden dan de bescherming van hun merries. Toch laten ze andere paarden hun aanwezigheid wel merken. Dit doen ze door regelmatig mesthopen achter te laten langs veelgebruikte routes. Als een merrie urineert dan zal de dominante hengst dat vaak op dezelfde plaats ook doen om andere hengsten te laten weten dat de merrie bij zijn kudde hoort. Verder zorgt de dominante hengst dat de kudde bij elkaar blijft door er in kringen omheen te lopen als de dieren wat uitelkaar gelopen zijn. Als de kudde onverhoopt moet vluchten, is het ook de dominante hengst die de achterhoede vormt en de achterste dieren aanzet tot grotere spoed. Cruciaal kuddegedrag voor het overleven tijdens sneeuwstormen en strenge kou is het vormen van een kring, waarbij alle dieren met de koppen naar elkaar toe staan en de veulens in het midden. De temperatuur in de kring is hoger door lichaamswarmte en warme adem, wat een goede bescherming biedt tegen afkoeling.

 

Zowel tarpan als Przewalskipaard zijn steppedieren die voornamelijk hard gras eten, wat op de steppe in grote hoeveelheden voorradig is. Omdat ze regelmatig van weideplaats wisselen, hebben ze altijd voldoende voedsel tot hun beschikking. Toch kunnen deze wilde paarden ook erg goed tegen moeilijke omstandigheden en weinig voedsel. Przewalskipaarden eten 's winters namelijk sneeuw, als er gebrek is aan drinkplaatsen.

 

Het voortplantingsseizoen van het wilde paard is het voorjaar. Dan verjaagt de dominante hengst van een kudde alle andere hengsten en worden de merries gedekt. De veulens worden het jaar daarna begin april of begin mei geboren.

 

Op de mammoetsteppe werd het wilde paard bejaagd door wolven, hyena's, leeuwen en misschien sabeltandtijgers. Kleinere predatoren zoals wolven jaagden vaak in troepen om hun kans op het vangen van een prooi te vergroten. Toch was de grootste vijand van het wilde paard misschien wel de mens. Er zijn prehistorische overblijfselen gevonden van jachtkampen met grote aantallen paardenbotten (zoals bijvoorbeeld de rots van Solutré in de Bourgogne) en ook in recente eeuwen is er veel op het wilde paard gejaagd.

Geografische verspreiding

Het wilde paard was tijdens het Pleistoceen wijdverbreid in Eurazië. Toen in het Holoceen het klimaat warmer werd, moest de steppe steeds meer plaats maken voor bos. Hierdoor werden migratieroutes verstoord, waardoor het wilde paard uiteenviel in twee verschillende ondersoorten: de tarpan en het Przewalskipaard. De habitat van de tarpan besloeg dus maar een gedeelte van het enorme leefgebied van het wilde paard, namelijk het westelijke deel. De tarpan kwam voor van West-Europa tot Centraal-Rusland, maar was voornamelijk aanwezig op de steppen van Midden- en Oost-Europa. Het oostelijk deel van het leefgebied van het wilde paard, Centraal- en West-Azië, werd bewoond door het Przewalskipaard, dat leefde van het Oeralgebergte in Rusland in het westen tot in Mongolië in het oosten.

 

Er hebben ook ooit wilde paarden op het Noord-Amerikaanse continent geleefd. Dit waren andere ondersoorten. Zij leefden gedurende het Pleistoceen in Alaska en Canada, maar stierven 15.000-10.000 jaar geleden uit, grofweg rond dezelfde tijd dat er mensen in het gebied arriveerden. De wilde paarden die nu nog op het Amerikaanse continent leven, zijn verwilderde paarden die afstammen van paarden die door de Spanjaarden zijn ingevoerd.

Leefperiode

Het moderne paard (genus Equus) is in het Laat-Plioceen ontstaan uit Pliohippus. De verschillende soorten paarden die tot dit genus behoorden, kwamen veelvuldig voor gedurende het Pleistoceen. Sinds ongeveer 1,9 miljoen jaar geleden trokken er dus ook al wilde paarden op Nederlands grondgebied rond. Wanneer de soort precies is ontstaan is niet bekend, maar hij was in ieder geval aanwezig in het Laat-Pleistoceen en leefde voort tijdens het Holoceen.

 

Het wilde paard kwam tijdens het Pleistoceen in grote aantallen voor, maar toen de bossen in het Holoceen zich uitbreidden als gevolg van klimaatverandering, kromp het steppeareaal en daarmee het favoriete leefgebied van het wilde paard. De populatie nam daardoor ook af. In recentere eeuwen is de populatie door menselijke invloed nog verder afgenomen, waardoor het wilde paard bijna is uitgestorven.

 

De populatie van de tarpan in Europa nam af door het groeiende aantal mensen aan het einde van de 18e eeuw. Bossen en steppe werden door de mens in gebruik genomen voor landbouw, waardoor dorpen en steden ontstonden. De tarpan overleefde dit niet door twee oorzaken. De eerste is de intensieve jacht die er op de dieren werd gemaakt en de tweede is de hybridisatie met het gedomesticeerde paard. Tarpans met zuiver bloed raakten in de minderheid. De laatste wilde tarpan, een merrie, stierf in Oekraïne in 1879. De laatste tarpan in gevangenschap stierf in een dierentuin in München in 1887.

 

In de jaren 1930 zijn er meerdere pogingen gedaan de tarpan terug te fokken uit gedomesticeerde afstammelingen. De dieren die hieruit voortkwamen, leven nog steeds in verschillende reservaten en natuurparken in Europa. Het wilde paard leeft voort in de vorm van het Przewalskipaard, maar er leven er meer in dierentuinen en natuurparken dan in het wild. De populatie nam af door de jacht en door uitbreiding van de nomadische veeteelt. Przewalskipaarden werden teruggedrongen tot woestijnen en bergachtige gebieden. Tegen het eind van de 19e eeuw kwamen ze alleen nog maar voor in Mongolië en een klein deel van China. De laatste kudde werd in 1967 gezien, het laatste paard in 1969. Expedities om ze te vinden leverden niets op. Hoewel de mens de oorzaak is van het verdwijnen van het Przewalskipaard, is de mens ook zijn redding geweest. Rond 1900 werd er namelijk door Carl Hagenbeck een aantal veulens gevangen, naar West-Europa getransporteerd en in dierentuinen geplaatst. Op deze dieren is de huidige populatie van Przewalskipaarden gebaseerd. Men heeft ze eerst in Europa in het wild uitgezet, onder andere in Nederland (in Natuurpark Lelystad en in de Millingerwaard, langs de Rijn in de buurt van Nijmegen) en later ook in Mongolië. Sindsdien worden in het Hustain Nuruu Nationaal Park in Mongolië regelmatig dieren vrijgelaten.

Evolutie

De evolutie van het paard is, in tegenstelling tot die van vele andere diersoorten, redelijk goed bekend. De oudste voorouder van het paard, Hyracotherium, stamt uit het Eoceen. Uit dit paardje, niet groter dan een vos, dat vier tenen voor en drie tenen achter had, evolueerde in het Oligoceen Mesohippus. Hierop volgde in het Mioceen Merychippus, waarna Hipparion het overnam en vervolgens in het Plioceen het eentenige paard Pliohippus ontstond. Tegen het einde van het Plioceen zijn de eerste moderne paarden van het geslacht Equus ontstaan.

 

Tijdens het Pleistoceen leefden verschillende soorten paarden naast elkaar, waaronder het wilde paard. Aan het einde van het Pleistoceen bleef alleen het wilde paard over, omdat de plaats van paarden in de natuur steeds meer werd ingenomen door andere dieren, zoals bizons. Het wilde paard leefde verspreid over een heel groot gebied in Europa en Azië, totdat hij zich opsplitste in twee ondersoorten: de tarpan en het Przewalskipaard.

 

Alle moderne huispaarden zijn direct verwant aan het wilde paard. De tarpan is namelijk de directe voorouder van het gedomesticeerde paard (Equus caballus), wat wordt aangetoond doordat beide 64 chromosomen bezitten. (Let op: sommige mensen gebruiken voor het wilde paard ook Equus caballus, wat wil zeggen dat zij het huispaard en het wilde paard niet als aparte soorten beschouwen.) Het paard is op meerdere plaatsen in de wereld en op verschillende tijdstippen gedomesticeerd. De eerste pogingen om het wilde paard te domesticeren zouden rond 4000 jaar voor Christus in Mesopotamië en China zijn gedaan. In die gebieden was het paard in ieder geval rond 2000 jaar voor Christus een bekend en algemeen verspreid huisdier. De tarpan is rond 3400 v. Chr. door de Hettieten gedomesticeerd. Dit laatste weten we dankzij oude kleitabletten waarop uitrustingen voor paarden worden beschreven. In Midden- en Oost-Europa werd het paard in het Neolithicum (5000-1800 v. Chr.) gedomesticeerd en was het een algemeen bekend huisdier sinds het begin van de IJzertijd (ongeveer 700 v. Chr.).

 

De eerste paarden zullen zijn gedomesticeerd om de mensen te voorzien in hun behoefte aan vlees. Uiteindelijk zal men het nut van het paard als rijdier, lastdier en trekdier hebben ingezien. Later werd het paard integraal onderdeel van de sociale en economische structuur van de samenleving. Uitgaande van het wilde paard heeft de mens in de loop van de eeuwen ruim 160 paardenrassen weten te fokken, van de kleine Falabella tot de reuzachtige Shire.

 

Meer recente nazaten van de tarpan zijn bijvoorbeeld de Koniks. Dit zijn huispaarden uit Centraal-Europa die redelijk recent nog met de tarpan zijn gekruist en daarom veel primitieve kenmerken vertonen. Zo zijn er vermoedelijk meer paardenrassen die in meer of mindere mate van de tarpan afstammen.

Vindplaatsen in Nederland

Fossiele resten van het wilde paard uit het Pleistoceen worden heel veel in Nederland gevonden. Deze mate waarin ze worden gevonden, weerspiegelt de grote aantallen waarin ze voorkwamen. Van het paard worden veel kiezen en botten gevonden. De kiezen komen over het algemeen meer in de bodem terecht, omdat elk paard er meerdere heeft en ze dankzij hun hardheid goed bewaard worden. Sommige botten zijn ook erg compact en daarom beter bestand tegen verwering. Botten en tanden worden overal gevonden waar gevist en gebaggerd wordt. De belangrijkste vindplaatsen zijn de Bruine Bank in de Noordzee en de zandzuiggaten langs de grote rivieren. Op dit moment levert bijvoorbeeld de zandwinput in Woerden langs de A12 veel paardenresten op.

 

- Martha Koot, Naturalis

Meer informatie

»

Azzaroli, A., 1998. The genus Equus in North America: The Pleistocene species. - Palaeontographia Italica 85: 1-60.

»

Buck, C. E. & E. Bard, 2007. A calendar chronology for Pleistocene mammoth and horse extinction in North America based on Bayesian radiocarbon calibration. - Quaternary Science Reviews 26(17-18): 2031-2035.

»

Grzimek, B., 1973. Het Leven der Dieren - Encyclopedie van het dierenrijk. - Het Spectrum, Utrecht. 679p.

»

Simpson, G. G., 1972. Horses - The Story of the Horse Family in the Modern World and through Sixty Million Years of History. - Oxford University Press, Oxford (England). 247p.

Auteurs

  • Martha Koot

Meer zoogdier beschrijvingen